Fiscaal nieuws

Belangrijkste wijzigingen belastingen 2019

Inleiding

Op 18 december 2018 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het Belastingplan 2019. De wet kan niet eerder in werking treden dan nadat de Koning deze heeft goedgekeurd en de wet ook is gepubliceerd. Vooruitlopend op de goedkeuring door de Koning en de publicatie van de wet geeft het ministerie van Financiën in dit bericht een overzicht van de belangrijkste wijzigingen in de belastingen per 1 januari 2019.

De inflatiecorrectie voor 2019 leidt tot een bijstelling van de daarvoor in aanmerking komende bedragen met 1,2 procent. Wijzigingen die enkel veroorzaakt worden door de inflatiecorrectie worden alleen weergegeven in de bijlage. De overige wijzigingen worden toegelicht in hoofdstuk 1 tot en met 6.

Hoofdstukindeling

Hoofdstuk 1 Inkomsten- en loonbelasting Hoofdstuk 2 Belastingen op milieugrondslag Hoofdstuk 3 Autobelastingen

Hoofdstuk 4 Vennootschapsbelasting

Hoofdstuk 5 Btw en accijns

Hoofdstuk 6 Overig

Bijlage Beleidsinformatie met belastingtarieven 2016-2019

Aanvullende informatie

Dit document geeft een overzicht van de belangrijkste wijzigingen in de belastingen. Meer informatie over de voorwaarden en uitvoering van belastingregels vindt u op www.belastingdienst.nl. Meer informatie over de achtergrond van belastingwetgeving vindt u op www.rijksoverheid.nl/belastingplan.

  1. Inkomsten- en loonbelasting

    1. Tarieven

      1. Tarief box 1 (belastbaar inkomen uit werk en woning)

        De grootste wijziging in de gecombineerde tarieven (inkomstenbelasting plus premie voor de volksverzekeringen) betreft het tarief in de huidige tweede en derde schijf. Dit tarief daalt in 2019 naar 38,10%, een daling van 2,75 procentpunt ten opzichte van 2018. Daarnaast stijgt het tarief in de huidige eerste schijf met 0,10 procentpunt naar 36,65% en daalt het tarief in de huidige vierde schijf met 0,20 procentpunt naar 51,75%.

        Verder bevriest het kabinet het beginpunt van de hoogste tariefschijf. Terwijl andere schijfgrenzen in 2019 geïndexeerd worden met de tabelcorrectiefactor van 1,2%, blijft het beginpunt van de hoogste tariefschijf gelijk aan het niveau van 2018 (€ 68.507). Figuur 1 geeft de gecombineerde tarieven en schijfgrenzen weer voor belastingplichtigen jonger dan de AOW-leeftijd in 2018 en 2019.

        Figuur 1 – tarieven en schijfgrenzen voor belastingplichtigen jonger dan de AOW-leeftijd

        image

        Omdat de premiepercentages voor de volksverzekeringen niet wijzigen in 2019, zijn de veranderingen van het gecombineerde tarief voor AOW’ers gelijk aan die voor belastingplichtigen jonger dan de AOW-leeftijd. Een volledig overzicht van de schijfgrenzen en belastingtarieven vindt u in de bijlage.

    2. Heffingskortingen

      In bijlage I vindt u het volledige overzicht van parameters die de heffingskortingen beschrijven. Hieronder lichten we de belangrijkste veranderingen ten opzichte van 2018 verder toe.

      1. Algemene heffingskorting

        De algemene heffingskorting (AHK) stijgt in 2019 met € 212 tot € 2477 voor inkomens tot aan het eindpunt van de eerste tariefschijf. De AHK bouwt af tussen het eindpunt van de eerste tariefschijf en het eindpunt van de derde tariefschijf. Dit betekent dat ook inkomens tussen € 20.384 en € 68.507 profiteren van de verhoging van de AHK, zij het in steeds mindere mate. Figuur 2 geeft dit grafisch weer.

        Figuur 2 – vormgeving van de algemene heffingskorting voor belastingplichtigen jonger dan de AOW-leeftijd

        image

        AOW-gerechtigden hebben geen recht op de volledige algemene heffingskorting, omdat zij geen AOW- premie betalen. Voor hen stijgt de maximale algemene heffingskorting met € 111.

      2. Arbeidskorting

        De maximale arbeidskorting stijgt in 2019 met € 150 tot € 3399. Daarnaast bouwt de arbeidskorting in 2019 sneller af. Per saldo profiteren werkenden met een inkomen tussen circa € 10.000 en € 41.000 hiervan, terwijl werkenden met een inkomen van meer dan € 41.000 in 2019 recht hebben op een lagere arbeidskorting.

        Figuur 3 geeft de ontwikkelingen grafisch weer.

        Figuur 3 – vormgeving van de arbeidskorting voor belastingplichtigen jonger dan de AOW- leeftijd

        image

      3. Inkomensafhankelijke combinatiekorting

        In 2019 verdwijnt het basisbedrag van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). In 2018 hadden (werkende) minstverdienende partners en alleenstaanden met kinderen jonger dan 12 jaar nog recht op een basisbedrag van ruim € 1000 bij een inkomen van bijna € 5000. Vanaf 2019 bouwt de IACK bij dit inkomen

        op vanaf nihil met een opbouwpercentage van 11,45%. Als gevolg van het hogere opbouwpercentage wordt de maximale korting (€ 2835 in 2019) iets eerder bereikt dan in 2018. Figuur 4 geeft de aanpassingen grafisch weer.

        Figuur 4 – vormgeving van de inkomensafhankelijk combinatiekorting voor belastingplichtigen jonger dan de AOW-leeftijd

        image

      4. Ouderenkorting

        In 2019 gaat de maximale ouderenkorting met € 178 omhoog naar € 1596. Daarnaast verdwijnt de zogenaamde ‘harde afbouw’ van de ouderenkorting. In 2018 daalde de ouderenkorting met ruim €1300 zodra het inkomen boven de grens van ruim € 36.000 uitkwam. In 2019 gaat de ouderenkorting vanaf ruim

        € 36.000 geleidelijk afbouwen tot nihil, met een afbouwpercentage van 15%. De veranderingen zijn weergegeven in figuur 5.

        Figuur 5 – vormgeving van de ouderenkorting voor belastingplichtigen ouder dan de AOW- leeftijd

        image

      5. Uitbetaalbaarheid heffingskortingen

        Als de minstverdienende partner de AHK, de arbeidskorting en de IACK niet (volledig) tegen de eigen verschuldigde inkomstenbelasting en premie voor de volksverzekeringen kan verzilveren, worden deze kortingen (deels) aan hem uitbetaald, mits de meestverdienende partner voldoende belasting betaalt. De

        uitbetaalbaarheid van de AHK wordt sinds 2009 met 6 2/3 procentpunt per jaar afgebouwd, tot 0% in 2023. Vanaf 2019 wordt de mate van uitbetaalbaarheid van de arbeidskorting en de IACK in lijn gebracht met die van de AHK. De uitbetaalbaarheid van deze drie heffingskortingen bedraagt daarmee per 1 januari 2019 26 2/3%.

    3. Eigen woning

      1. Tariefsaanpassing aftrek kosten eigen woning

        In 2019 wordt het tarief waartegen de aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning in de vierde belastingschijf kunnen worden afgetrokken met 0,5 procentpunt verlaagd ten opzichte van 2018. In 2019 bedraagt het tarief voor de aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning daarom 49% voor zover de aftrek plaats zou vinden tegen het tarief van de vierde schijf.

      2. Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

        Met ingang van 1 januari 2019 wordt de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld (zogenoemde “Hillen-regeling”) beperkt. Deze aftrek wordt over 30 jaar uitgefaseerd. De aftrek wordt jaarlijks met 3 1/3 procentpunt verlaagd. In 2019 kan 96 2/3% van het verschil tussen de voordelen uit eigen woning en de op deze voordelen drukkende aftrekbare kosten in aftrek worden gebracht.

      3. Eigenwoningforfait (EWF)

        Voor woningen met een waarde tussen de € 75.000 en € 1.080.000 daalt het eigenwoningforfaitpercentage naar 0,65%. In 2018 was dit percentage nog 0,70% en liep deze schijf tot € 1.060.000. Het eigenwoningforfaitpercentage is gekoppeld aan de prijsontwikkelingen op de woningmarkt. Doordat de prijzen van koopwoningen sneller zijn gestegen dan de huren daalt het EWF-percentage voor 2019.

    4. Fiscale aftrek rijksmonumenten

      Met ingang van 1 januari 2019 vervalt de fiscale aftrek van uitgaven voor monumentenpanden. Deze aftrek wordt vervangen door een subsidieregeling. Dat houdt in dat particuliere eigenaren van rijksmonumenten met een woonfunctie waaraan in 2019 onderhoudswerkzaamheden worden verricht subsidie kunnen aanvragen op basis van het Besluit vaststelling beleidsregels instandhoudingssubsidie woonhuisrijksmonumenten.

    5. Vrijstelling pleegvergoedingen

      Met ingang van 1 januari 2019 wordt de vrijstelling voor pleegvergoedingen structureel. Dit betreft een vrijstelling voor de vergoedingen die pleegouders ontvangen voor de verzorging en opvoeding van pleegkinderen. De horizonbepaling die voor deze vrijstelling gold komt per 1 januari 2019 te vervallen.

    6. Vrijwilligersregeling

      Met ingang van 1 januari 2019 worden de maxima van de vrijwilligersregeling verhoogd. Vrijwilligers kunnen op dit moment een onbelaste vrijwilligersvergoeding krijgen van maximaal € 150 per maand en € 1500 per kalenderjaar. Deze bedragen worden verhoogd naar € 170 respectievelijk € 1700. De door de Belastingdienst gehanteerde uurvergoeding van maximaal € 4,50 om te beoordelen of sprake is van vrijwilligerswerk wordt verhoogd naar € 5.

    7. 30%-regeling

      Met ingang van 1 januari 2019 wordt de looptijd van de 30%-regeling voor werknemers die vanuit het buitenland tijdelijk in Nederland werken verkort van maximaal acht naar maximaal vijf jaar. Ook de periode die gekozen kan worden voor behandeling als partieel buitenlands belastingplichtige voor de inkomstenbelasting bedraagt daardoor met ingang van 1 januari 2019 maximaal vijf jaar. Hetzelfde geldt voor de mogelijkheid om de werkelijke extraterritoriale kosten onbelast te vergoeden. Voor bestaande gevallen gelden deze wijzigingen pas met ingang van 1 januari 2021.

    8. Heffingskortingen voor niet-inwoners

      1. Gevolgen voor inkomstenbelasting

        Met ingang van 1 januari 2019 ontvangen buitenlandse belastingplichtigen van buiten de zogenoemde landenkringniet langer het belastingdeel van de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting.

      2. Gevolgen voor loonbelasting

        Met ingang van 1 januari 2019 ontvangen buitenlandse belastingplichtigen het belastingdeel van de meeste heffingskortingen niet meer via de loonbelasting. Dit betekent dat zij vanaf 2019 netto minder uitbetaald krijgen. De buitenlandse belastingplichtigen die daar recht op hebben, dat zijn in hoofdzaak de zogenoemde kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen, ontvangen deze heffingskortingen nog wel via de inkomstenbelasting.

    9. Begrenzing milieukorting op de bijtelling emissievrije auto’s

      De bijtelling is een forfaitaire waarderingswijze van het privévoordeel dat een ondernemer, resultaatgenieter of werknemer heeft van de auto van de zaak. Voor emissievrije auto’s geldt een milieukorting op de bijtelling. Vanaf 2019 wordt deze milieukorting begrensd tot het deel van de catalogusprijs tot en met € 50.000, resulterend in een maximale korting van € 9000. Op het deel van de catalogusprijs boven € 50.000 is het algemene bijtellingspercentage zonder korting van toepassing.

    10. Pensioenopbouw tijdens zwangerschaps- en bevallingsverlof voor zelfstandige beroepsbeoefenaren

      Per 2019 mag een zelfstandige beroepsbeoefenaar die verplicht deelneemt aan een beroeps- of bedrijfstakpensioenfonds ook fiscaal gefaciliteerd pensioen opbouwen over een periode van afwezigheid wegens zwangerschap of bevalling die overeenkomt met de wettelijke periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof voor vrouwelijke werknemers.

  2. Belasting op milieugrondslag

    1. Energiebelasting

      1. Verhoging energiebelasting op gas, verlaging energiebelasting op elektriciteit

        Per 1 januari 2019 wordt het tarief van de energiebelasting voor aardgas in de eerste schijf (0 – 170.000 m3) verhoogd met 3 cent per men wordt het tarief voor elektriciteit in de eerste schijf (0 – 10.000 kWh) verlaagd met 0,72 cent per kWh. In het verlengde daarvan wordt het zogenoemde blokverwarmingstarief voor aardgas, dat gelijk is aan het reguliere tarief in de eerste schijf, eveneens verhoogd met 3 cent per m3. Het verlaagde tarief voor glastuinbouw in de eerste schijf voor aardgas wordt evenredig verhoogd met 0,482 cent per m3.

      2. Verlaging belastingvermindering energiebelasting

        De belastingvermindering in de energiebelasting wordt per 1 januari 2019 verlaagd van € 308,54 naar

        € 257,54. De belastingvermindering is een vast bedrag dat per aansluiting in mindering wordt gebracht op de voor de levering van elektriciteit verschuldigde energiebelasting.

        image

        Onder de landenkring vallen de andere lidstaten van de Europese Unie, de staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, Zwitserland en de BES-eilanden.

    2. Verhoging tarief afvalstoffenbelasting

      Het tarief voor het storten en verbranden van afvalstoffen gaat per 1 januari 2019 omhoog van € 13,21 naar

      € 32,12 per 1.000 kilogram. Per 1 januari 2019 treedt de heffing in werking van afvalstoffenbelasting bij overbrenging van afvalstoffen uit Nederland om deze buiten Nederland te storten of verbranden. Het tarief voor deze heffing wordt eveneens € 32,12 per 1.000 kilogram.

  3. Autobelastingen

    Voor het onderwerp ‘begrenzing milieukorting op de bijtelling emissievrije auto’s’, zie paragraaf 1.9.

    1. Aanpassing Eurovignet

      Het Eurovignet is een gemeenschappelijk gebruiksrecht voor vrachtwagens van 12 ton of meer die gebruik maken van bepaalde snel- en hoofdwegen in de actief heffende lidstaten (Denemarken, Luxemburg, Nederland en Zweden). In Nederland wordt het Eurovignet geheven in de vorm van de belasting zware motorrijtuigen (BZM). Als gevolg van een wijziging van het Eurovignetverdrag worden de tarieven aangepast en zullen de meer vervuilende vrachtwagens uit binnen- en buitenland meer belasting gaan betalen. Voor de schoonste vrachtwagens blijft het huidige tarief van toepassing. De inwerkingtreding van deze aanpassing gebeurt bij koninklijk besluit en is afhankelijk van het moment waarop de ratificatie van het protocol tot wijziging van het Eurovignetverdrag is afgerond in de lidstaten van het Eurovignetverdrag. Naar (huidige) verwachting zullen de nieuwe tarieven per 1 juli 2019 in werking treden.

  4. Vennootschapsbelasting

    1. Tarieven en grondslag vennootschapsbelasting

      1. Tarieven

        Vanaf 2019 gaat het tarief van de vennootschapsbelasting stapsgewijs omlaag. In 2019 wordt het tarief van de eerste tariefschijf (voor het deel van de winst tot en met € 200.000) verlaagd van 20% naar 19%. Het tarief van de tweede tariefschijf (voor het deel van de winst boven € 200.000) blijft 25% in 2019.

      2. Versoberen voorwaartse verliesverrekening

        Het aantal jaren dat verliezen in de vennootschapsbelasting voorwaarts kunnen worden verrekend, wordt vanaf 2019 beperkt van 9 tot 6 jaar. Verliezen uit 2018 kunnen nog 9 jaar worden verrekend tot en met uiterlijk 2027. Verliezen uit 2019 kunnen nog maar tot en met uiterlijk 2025 worden verrekend.

      3. Beperking afschrijven gebouwen

        De afschrijving op gebouwen in eigen gebruik in de vennootschapsbelasting wordt beperkt. Vanaf 2019 mag nog maar worden afgeschreven tot 100% van de WOZ-waarde (voorheen 50% van de WOZ-waarde). Voor bedrijven die gebouwen ter belegging hebben gold deze afschrijvingsbeperking tot 100% van de WOZ- waarde al.

        Is een gebouw voor 1 januari 2019 in gebruik genomen en is op dat gebouw vóór die datum nog niet over drie volledige boekjaren afgeschreven? Dan mag nog gedurende het restant van die periode volgens de oude regels worden afgeschreven.

        De beperking van de afschrijving op gebouwen in eigen gebruik tot 100% van de WOZ-waarde geldt niet voor belastingplichtigen in de inkomstenbelasting.

    2. CFC-maatregel

      De aanvullende Controlled Foreign Company (CFC)-maatregel is een antimisbruikbepaling die moet voorkomen dat bedrijven belasting ontwijken door winst te verschuiven naar een CFC in een laagbelastend land. De aanvullende CFC-maatregel is vanaf 1 januari 2019 van toepassing en betrekt de winst van de CFC die geen wezenlijke economische activiteit uitoefent in de heffing bij de Nederlandse belastingplichtige. Van een laagbelastend land is sprake als een land geen winstbelasting heeft of een winstbelasting tegen een tarief van minder dan 9%, of als een land op de lijst van de Europese Unie van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden staat.

    3. Afschaffen fiscale aftrek vergoeding aanvullend tier-1 kapitaal

      De vergoeding die banken en verzekeraars betalen over converteerbare obligaties (CoCo’s) is per 1 januari 2019 niet langer fiscaal aftrekbaar van de winst. CoCo’s zijn obligaties die verliezen absorberen wanneer het kapitaal van een bank of verzekeraar onder een bepaald niveau zakt. Door het afschaffen van de maatregel wordt tegemoetgekomen aan de staatssteunbezwaren van de Europese Commissie. Daarnaast past het besluit binnen het kabinetsbeleid voor een gezonde financiële sector, waarbij banken en verzekeraars worden gestimuleerd om meer eigen vermogen aan te houden ten opzichte van de schulden die zij hebben.

    4. Generieke renteaftrekbeperking

      Met ingang van 1 januari 2019 implementeert Nederland de eerste Europese richtlijn antibelastingontwijking. Onderdeel hiervan is een generieke renteaftrekbeperking; de zogenoemde earningsstrippingmaatregel. Voor zover de rente van een bedrijf per saldo hoger is dan 30% van het fiscale brutobedrijfsresultaat (de zogenoemde EBITDA) is de per saldo verschuldigde rente niet langer aftrekbaar van de winst. Indien dat bedrag lager is dan € 1 miljoen, is rente tot € 1 miljoen aftrekbaar, waarmee het midden- en kleinbedrijf wordt ontzien. Deze aftrekbeperking is generiek van toepassing op álle per saldo verschuldigde rente. Dit staat in contrast met de huidige benadering van specifieke renteaftrekbeperkingen die gericht zijn tegen bepaalde omschreven situaties van bovenmatige renteaftrek. Met de invoering van de generieke renteaftrekbeperking komen enkele specifieke renteaftrekbeperkingen te vervallen.

  5. Btw en accijns

    1. Verhoging verlaagd btw-tarief

      Het verlaagde btw-tarief wordt verhoogd van 6% naar 9%. Dit raakt bijvoorbeeld voedings- en geneesmiddelen en een aantal arbeidsintensieve diensten.

    2. Btw-sportvrijstelling

      De Nederlandse btw-sportvrijstelling wordt verruimd als gevolg van jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Deze verruiming leidt er sneller dan voorheen toe dat geen btw meer wordt berekend over sportdiensten en de btw op kosten voor bijvoorbeeld sportaccommodaties niet meer in aftrek kan worden gebracht. Tegelijkertijd zal het Ministerie van VWS per 1 januari 2019 de bouw, het onderhoud en de instandhouding van sportaccommodaties stimuleren door middel van een subsidieregeling voor sportinstellingen en een specifieke uitkering voor gemeenten.

    3. Btw-behandeling van vouchers

      Met ingang van 1 januari 2019 gelden er nieuwe regels voor de btw-behandeling van vouchers. Het betreft de implementatie van de EU-voucherrichtlijn uit 2016. Deze richtlijn geeft een aantal specifieke regels voor de btw-heffing over transacties waarbij wordt betaald met een voucher, zoals een telefoonkaart, een hotel- of restaurantbon of een VVV-bon.

      Door de nieuwe regels wordt de btw in alle lidstaten van de EU voortaan op dezelfde wijze geheven. Voor sommige vouchers, zoals de boekenbon, gebeurt dat al op het moment van uitgifte van de voucher en bij

      andere vouchers, zoals bij veel cadeaubonnen, pas bij het gebruik/de inwisseling ervan. Door de nieuwe regels komt er een eind aan onduidelijke situaties, bijvoorbeeld wanneer een voucher wordt uitgegeven in een andere lidstaat dan waarin hij wordt ingewisseld. Door de ongelijke regels in de verschillende lidstaten kan dat nu in bepaalde situaties leiden tot dubbele dan wel geen heffing van btw. Met de nieuwe bepalingen van de voucherrichtlijn moeten deze onvolkomenheden tot het verleden behoren.

    4. Tabaksaccijns

      De accijns van tabaksproducten gaat vanaf 1 januari 2019 omhoog:

      • Sigaren: van 6% naar 7% van de kleinhandelsprijs.
      • Sigaretten: per 1000 stuks van € 173,10 naar € 175,20 plus 5% van de kleinhandelsprijs (ongewijzigd) met een minimum van € 191,28 (was € 188,99). Hierdoor wordt een pakje van 20 sigaretten 6 cent duurder (accijns + btw).
      • Rooktabak (shag): van € 106,65 naar € 108,94 per kilogram. Hierdoor wordt een pakje shag van 40 gram 11 cent duurder (accijns + btw).
    5. Teruggaafregeling accijns voor LNG

      Gedurende de periode 2014 tot en met 2018 kon voor vloeibaar gemaakt aardgas (LNG) een deel van de accijns (€ 125 per 1000 kg) worden teruggevraagd. De teruggaafregeling eindigt op 31 december 2018 en wordt niet verlengd. Voor verkopen van LNG in 2019 kan geen teruggaaf meer worden gevraagd. Voor LNG dat in 2018 is uitgeslagen tot verbruik kan nog tot eind maart 2019 teruggaaf worden gevraagd.

  6. Overig

    1. Compensatieregeling BBZ

      (Ex) ondernemers die van de gemeente een lening in het kader van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 hebben gekregen die naderhand is omgezet in een gift, worden gecompenseerd voor de nadelige gevolgen die dat kan hebben gehad voor hun recht op toeslagen over de jaren 2014, 2015 en 2016. Zij kunnen zich wenden tot de Belastingdienst/Toeslagen met het verzoek hun toeslagrecht voor het betreffende jaar opnieuw toe te kennen. De site van de Belastingdienst bevat hierover nadere informatie.

    2. Belastingrente en tijdig indienen aangifte IB en erfbelasting

      Bij belastingplichtigen die tijdig, dat wil zeggen voor 1 mei na afloop van het belastingjaar, een correcte aangifte inkomstenbelasting indienen, wordt vanaf 2019 geen belastingrente in rekening gebracht. Deze reeds langer bestaande praktijk is vanaf dat moment ook in de wet opgenomen. Ook voor belastingplichtigen in de sfeer van de erfbelasting gaat gelden dat voor belastingaanslagen ter zake van overlijdens vanaf 2019 geen belastingrente in rekening wordt gebracht als zij tijdig, dat wil zeggen binnen 8 maanden na het overlijden, een correcte aangifte erfbelasting indienen.

    3. Aanpak verhaalsconstructies

      De Belastingdienst wordt bij de belastinginning geconfronteerd met zogenoemde verhaalsconstructies die opgezet worden om belastingbetaling te ontlopen. In 2019 treden vier invorderingsmaatregelen in werking waarmee verhaalsconstructies worden aangepakt. Twee van de invorderingsmaatregelen zien op het wegnemen van formele drempels voor de Belastingdienst. Met de twee andere maatregelen krijgt de Belastingdienst meer mogelijkheden om de belastingschuld te verhalen op degene die voordeel heeft gehad van de verhaalsconstructie.

    4. Termijn verzoek uitnodiging tot doen van aangifte voor teruggaaf omzetbelasting

      Een teruggaaf van omzetbelasting kan worden verzocht via een aangifte. Als een belastingplichtige geen uitnodiging tot het doen van aangifte heeft ontvangen, kan de belastingplichtige de inspecteur verzoeken om hiertoe alsnog te worden uitgenodigd. Op dit moment geldt voor dit verzoek geen termijn. Per 1 januari 2019 wordt daarom geregeld dat de belastingplichtige de inspecteur binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar waarin het recht op teruggaaf is ontstaan om een uitnodiging tot het doen van aangifte moet verzoeken.

    5. Verduidelijking van het begrip ‘gezag’

In het regeerakkoord zijn maatregelen aangekondigd die de Wet DBA (deregulering beoordeling arbeidsrelaties) moeten vervangen. Onderdeel van de maatregelen is de verduidelijking van het begrip ‘gezag’ in een arbeidsrelatie. Gezag is een van de criteria op basis waarvan wordt bepaald of buiten dienstbetrekking kan worden gewerkt. Deze verduidelijking is gepubliceerd in een bijlage bij het handboek loonheffingen. Daarbij gaan we in op elementen die relevant zijn voor de beoordeling van een gezagsverhouding en geven we zo goed mogelijk inzicht in hoeverre een element bijdraagt aan de vaststelling van een gezagsverhouding.

Bijlage: beleidsinformatie met belastingtarieven 2016-2019*

Schijven / tarieven IB/PVV

2016

2017

2018

2019

Bovengrens 1e schijf box 1

19.922

19.982

20.142

20.384

Bovengrens 2e schijf box 1 geboren op / na 1-1-1946

33.715

33.791

33.994

34.300

Bovengrens 2e schijf box 1 geboren voor 1-1-1946

34.027

34.130

34.404

34.817

Bovengrens 3e schijf box 1

66.421

67.072

68.507

68.507

Belastingtarief 1e schijf box 1

8,40%

8,90%

8,90%

9,00%

Belastingtarief 2e schijf box 1

12,25%

13,15%

13,20%

10,45%

Belastingtarief 3e schijf box 1

40,40%

40,80%

40,85%

38,10%

Belastingtarief 4e schijf box 1

52,00%

52,00%

51,95%

51,75%

Maximumaftrekpercentage hypotheekrenteaftrek

50,50%

50,00%

49,50%

49,00%

Tarief AOW – premie

17,90%

17,90%

17,90%

17,90%

Tarief AWBZ/WLZ – premie

9,65%

9,65%

9,65%

9,65%

Tarief ANW – premie

0,60%

0,10%

0,10%

0,10%

Gecombineerd tarief 1e schijf

36,55%

36,55%

36,55%

36,65%

idem boven AOW-leeftijd 1e schijf

18,65%

18,65%

18,65%

18,75%

Gecombineerd tarief 2e schijf

40,40%

40,80%

40,85%

38,10%

idem boven AOW-leeftijd 2e schijf

22,50%

22,90%

22,95%

20,20%

Tarief box 2

25,00%

25,00%

25,00%

25,00%

Tarief box 3

30,00%

30,00%

30,00%

30,00%

Drempel schulden per volwassene box 3

3.000

3.000

3.000

3.100

Heffingvrij vermogen box 3

24.437

25.000

30.000

30.360

Bovengrens grondslag 1e schijf box 3

75.000

70.800

71.650

Bovengrens grondslag 2e schijf box 3

975.000

978.000

989.736

Forfaitair rendement 1e schijf box 3

4,00%

2,87%

2,02%

1,94%

Forfaitair rendement 2e schijf box 3

4,00%

4,60%

4,33%

4,45%

Forfaitair rendement 3e schijf box 3

4,00%

5,39%

5,38%

5,60%

Dividendbelasting (voorheffing IB)

15,00%

15,00%

15,00%

15,00%

Heffingskortingen

2016

2017

2018

2019

Algemene heffingskorting

Algemene heffingskorting maximum

2.242

2.254

2.265

2.477

idem boven AOW-leeftijd

1.145

1.151

1.157

1.268

Start afbouw vanaf inkomen

19.922

19.982

20.142

20.384

Algemene heffingskorting nul bij inkomen

66.417

67.068

68.507

68.507

Afbouwpercentage

4,822%

4,787%

4,683%

5,147%

image

Dit is een informatief overzicht van belastingtarieven e.d. Hieraan kunnen geen rechten worden ontleend.

idem boven AOW-leeftijd

2,460%

2,443%

2,389%

2,633%

Percentage uitbetaalbare heffingskorting

46,67%

40%

33,33%

26,67%

Arbeidskorting

Arbeidskorting maximum 1e opbouwtraject

164

165

167

170

idem boven AOW-leeftijd

84

86

86

88

Maximum 1e opbouw bereikt bij inkomen

9.147

9.309

9.468

9.694

Percentage 1e opbouwtraject

1,793%

1,772%

1,764%

1,754%

idem boven AOW-leeftijd

0,915%

0,904%

0,901%

0,898%

Arbeidskorting maximum 2e opbouwtraject

3.103

3.223

3.249

3.399

idem boven AOW-leeftijd

1.585

1.645

1.659

1.740

Maximale arbeidskorting behaald bij inkomen

19.758

20.108

20.450

20.940

Percentage 2e opbouwtraject

27,698%

28,317%

28,064%

28,712%

idem boven AOW-leeftijd

14,133%

14,449%

14,320%

14,689%

Start afbouw vanaf inkomen

34.015

32.444

33.112

34.060

Arbeidskorting nul bij inkomen

111.590

121.972

123.362

90.710

Afbouwpercentage

4,0%

3,6%

3,6%

6,0%

idem boven AOW-leeftijd

2,041%

1,837%

1,837%

3,069%

(Alleenstaande) ouderenkorting

Inkomensgrens ouderenkorting

35.949

36.057

36.346

36.783

Ouderenkorting onder inkomensgrens

1.187

1.292

1.418

1.596

Ouderenkorting boven inkomensgrens (na afbouw)

70

71

72

0

Ouderenkorting nul bij inkomen

47.423

Ouderenkorting afbouwpercentage

15%

Alleenstaande ouderenkorting (geen inkomensgrens)

436

438

423

429

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

Inkomensdrempel combinatiekorting

4.881

4.895

4.934

4.993

Combinatiekorting basis bij inkomensdrempel

1.039

1.043

1.052

0

Maximum combinatiekorting

2.769

2.778

2.801

2.835

Maximum combinatiekorting bereikt bij inkomen

32.970

33.065

33.331

29.753

Opbouwpercentage na inkomensdrempel

6,159%

6,159%

6,159%

11,45%

Overige heffingskortingen

Jonggehandicaptenkorting

719

722

728

737

Korting voor groen beleggen (% van vrijstelling)

0,7%

0,7%

0,7%

0,7%

Werkbonus (alleen nog voor bestaande gevallen vanaf 2014)

Maximale werkbonus (tussen 100% en 120% WML)

1.119

1.119

Opbouw in % van inkomen boven 90% WML

58,100%

58,100%

Afbouw in % van inkomen boven 120% WML

10,567%

10,567%

Ondernemersfaciliteiten IB

2016

2017

2018

2019

Zelfstandigenaftrek

7.280

7.280

7.280

7.280

Extra zelfstandigenaftrek voor starters

2.123

2.123

2.123

2.123

Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid (maximum)

12.000

12.000

12.000

12.000

Fiscale oudedagsreserve maximum / percentage

8.774 / 9,8%

8.946 / 9,8%

8.775 / 9,44%

8.999 / 9,44%

Aftrek voor speur en ontwikkeling (S&O)

12.484

12.522

12.623

12.775

Extra S&O-aftrek voor starters

6.245

6.264

6.315

6.391

Stakingsaftrek

3.630

3.630

3.630

3.630

MKB-winstvrijstelling

14%

14%

14%

14%

Investeringsaftrek

2016

2017

2018

2019

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA)

28%

28%

28%

28%

KIA opbouw als investering tussen

2.300 – 56.024

2.300 – 56.192

2.300 – 56.642

2.300 – 57.321

KIA maximum

15.687

15.734

15.863

16.051

KIA afbouw als investering hoger dan

103.748

104.059

104.891

106.150

KIA afbouwpercentage

7,56%

7,56%

7,56%

7,56%

KIA nul als investering hoger dan

311.242

312.176

314.673

318.449

Energie-investeringsaftrek (EIA)

58,0%

55,0%

54,5%

45,0%

Milieu-investeringsaftrek (MIA) maximumpercentage

36%

36%

36%

36%

Milieu-investeringsaftrek (MIA) middenpercentage

27%

27%

27%

27%

Milieu-investeringsaftrek (MIA) minimumpercentage

13,5%

13,5%

13,5%

13,5%

Aftrek specifieke zorgkosten

2016

2017

2018

2019

Verzamelinkomen

7.563

7.586

7.647

7.739

Drempel (in % van inkomen onder/boven ink.grens)

1,65% / 5,75%

1,65% / 5,75%

1,65% / 5,75%

1,65% / 5,75%

Inkomensgrens voor drempelpercentage

40.175

40.296

40.619

41.107

Minimale drempel per volwassene per jaar

128

129

131

133

Verhogingspercentage tot 2e schijf onder/boven AOW-lft

40% / 113%

40% / 113%

40% / 113%

40% / 113%

WVA S&O-afdrachtvermindering

2016

2017

2018

2019

Loongrens speur- en ontwikkelingswerk (S&O)

350.000

350.000

350.000

350.000

Percentage eerste schijf (onder loongrens)

32%

32%

32%

32%

idem voor starters

40%

40%

40%

40%

Percentage tweede schijf (boven loongrens)

16%

16%

14%

16%

Hoog forfait in € per S&O-uur

10

10

10

10

Laag forfait in € per S&O-uur

4

4

4

4

Diversen IB/LB

2016

2017

2018

2019

Eigenwoningforfait WOZ € 75.000 tot grens

0,75%

0,75%

0,70%

0,65%

Grens WOZ-waarde eigenwoningforfait

1.050.000

1.060.000

1.060.000

1.080.000

Eigenwoningforfait vanaf grens

2,35%

2,35%

2,35%

2,35%

Algemeen bijtellingspercentage voor privégebruik auto*

25%

22%

22%

22%

Verlaagde bijtelling voor nulemissieauto’s**

4%

4%

4%

4%

Maximum onbelaste vergoeding zakelijke km. (eurocent)

19

19

19

19

Maximum vergoeding vrijwilligers per jaar/maand

1.500 / 150

1.500 / 150

1.500 / 150

1.700 / 170

Vrijstelling voor groene beleggingen box 3

57.213

57.385

57.845

58.540

* Bij auto’s met een datum eerste toelating vóór 2017 geldt een algemeen bijtellingspercentage van 25%

** Bij zuinige auto’s met een datum eerste toelating vóór 2017 kan door overgangsrecht een verlaagde bijtelling gelden.

Schijven / tarieven Vpb

2016

2017

2018

2019

Bovengrens schijf 1

200.000

200.000

200.000

200.000

Vpb-tarief 1e schijf

20%

20%

20%

19%

Vpb-tarief 2e schijf

25%

25%

25%

25%

Schenk- en erfbelasting

2016

2017

2018

2019

Vrijstelling erfbelasting partner

636.180

638.089

643.194

650.913

Vrijstelling erfbelasting invalide kind

60.439

60.621

61.106

61.840

Vrijstelling erfbelasting (klein)kinderen

20.148

20.209

20.371

20.616

Vrijstelling erfbelasting ouder

47.715

47.859

48.242

48.821

Vrijstelling schenkbelasting voor kinderen

5.304

5.320

5.363

5.428

idem voor kinderen 18-40 jaar eenmalig

25.449

25.526

25.731

26.040

idem voor studie kinderen 18-40 jaar eenmalig

53.016

53.176

53.602

54.246

idem voor woning verkrijger 18-40 jaar eenmalig

100.000

100.800

102.010

Vrijstelling schenk- en erfbelasting overige gevallen

2.122

2.129

2.147

2.173

Tarieven schenk- en erfbelasting 2019

Tariefgroep

I

IA

II

partners en kinderen

kleinkinderen

overige verkrijgers

Belaste verkrijging

€ 0 – € 124.727

10%

18%

30%

€ 124.727 en hoger

20%

36%

40%

Omzetbelasting

2016

2017

2018

2019

Algemeen tarief

21%

21%

21%

21%

Verlaagd tarief

6%

6%

6%

9%

Milieubelastingen

2016

2017

2018

2019

Energiebelasting

Aardgas in € per m3 (excl. btw en excl. ODE)

0 – 170.000

0,25168

0,25244

0,26001

0,29313

170.000 – 1 mln.

0,06954

0,06215

0,06464

0,06542

1 mln – 10 mln.

0,02537

0,02265

0,02355

0,02383

Boven 10 mln.

0,01212

0,01216

0,01265

0,01280

Indien gebruikt als autobrandstof via CNG vulstations

0,16080

0,16128

0,16257

0,16452

Elektriciteit in € per kWh (excl. btw en excl. ODE)

0 – 10.000

0,10070

0,10130

0,10458

0,09863

10.000 – 50.000

0,04996

0,04901

0,05274

0,05337

50.000 – 10 mln.

0,01331

0,01305

0,01404

0,01421

10 mln.-> niet-zakelijk verbruik

0,00107

0,00107

0,00116

0,00117

10 mln.-> zakelijk verbruik

0,00053

0,00053

0,00057

0,00058

Belastingvermindering EB per aansluiting (€ per jaar)

310,81

308,54

308,54

257,54

Kolenbelasting (€ per ton)

14,47

14,51

14,63

14,81

Leidingwaterbelasting tot 300 m3 (€ per m3)

0,335

0,336

0,339

0,343

Afvalstoffenbelasting (€ per ton)

13,07

13,11

13,21

32,12

Tabaksaccijns

2016

2017

2018

2019

Sigaretten (per 1000 stuks, excl. btw, tarieven per 1 april)

Minimum accijnsbedrag

181,58

181,59

188,99

191,28

Ad valorem accijns

0,830%

5%

5%

5%

Specifieke accijns

179,07

166,46

173,10

175,20

Rooktabak (per kg, excl. btw, tarieven per 1 april)

Minimum accijnsbedrag

99,25

Ad valorem accijns

4,60%

Specifieke accijns

78,68

99,25

106,65

108,94

Alcoholaccijns en frisdrankbelasting

2016

2017

2018

2019

Accijnstarief in € per 100 liter

Bier (Plato 0-7%)

8,83

8,83

8,83

8,83

Bier (Plato 7-11%)

28,49

28,49

28,49

28,49

Bier (Plato 11-15%)

37,96

37,96

37,96

37,96

Bier (Plato 15+ %)

47,48

47,48

47,48

47,48

Wijn (niet meer dan 8,5% alcohol)

44,18

44,24

44,24

44,24

Wijn (meer dan 8,5% alcohol)

88,36

88,30

88,30

88,30

Gedistilleerd (per volumeprocent alcohol)

16,86

16,86

16,86

16,86

Limonade

8,83

8,83

8,83

8,83

Vruchtensap, groentesap, mineraalwater

8,83

8,83

8,83

8,83

Brandstofaccijns

2016

2017

2018

2019

Accijnstarief in € per liter, excl. btw en excl. voorraadheffing

Benzine (Euro loodvrij)

0,76990

0,77221

0,77839

0,78773

Diesel

0,48450

0,48592

0,48981

0,49569

LPG (1 liter = 0,54 kg)

0,18162

0,18217

0,18363

0,18583

MRB

2016

2017

2018

2019

Tarief in € per kwartaal, excl. opcenten

Personenauto benzine 900 kg

50,71

49,49

49,89

50,49

Personenauto benzine per 100 kg boven 900 kg

13,64

13,31

13,42

13,58

Personenauto diesel 900 kg

168,27

167,40

168,74

170,77

Personenauto diesel per 100 kg boven 900 kg

26,38

26,09

26,30

26,61

BPM*

2016

2017

2018

2019

CO2-bovengrens onderste schijf

79

76

73

71

CO2-bovengrens 1e schijf

106

102

98

95

CO2-bovengrens 2e schijf

155

150

144

139

CO2-bovengrens 3e schijf

174

168

162

156

CO2-grens dieseltoeslag vanaf

67

65

63

61

Vaste voet bij CO2-uitstoot > 0 g/km

175

353

356

360

Tarief onderste schijf

6

2

2

2

Tarief 1e schijf (€ per g/km CO2-uitstoot)

69

66

63

60

Tarief 2e schijf (€ per g/km CO2-uitstoot)

124

145

139

131

Tarief 3e schijf (€ per g/km CO2-uitstoot)

239

238

229

215

Tarief 4e schijf (€ per g/km CO2-uitstoot)

478

475

458

429

Tarief dieseltoeslag

86,43

86,69

87,38

88,43

* Voor plug-in hybride personenauto’s gelden vanaf 01-01-2017 afzonderlijke tarieven.

Vrijstellingen vermogensrendementsheffing in box 3 (€)

2019

Groene beleggingen 58.540

image

Groene beleggingen met fiscale partner 117.080

image

Uitvaartverzekering 7.118

image

Bestaande kapitaalsverzekeringen* 123.428

image

Bestaande kapitaalsverzekeringen met fiscale partner* 246.856

image

Contant geld 534

image

image

Contant geld met fiscale partner 1.068

* Wordt niet meer geindexeerd.

Reisaftrek OV (€)

2019

minder dan 10 km –

image

10-15 km 455

image

15-20 km 606

image

20-30 km 1.011

image

30-40 km 1.254

image

40-50 km 1.635

image

50-60 km 1.819

image

60-70 km 2.017

image

70-80 km 2.087

image

80 km en meer 2.116

image

Uitgaven inkomensvoorzieningen

2019

Maximale jaarruimte (% van premiegrondslag)

13,3

Maximale jaarruimte (€)

12.678

Maximale reserveringsruimte (€); op 1 januari 2019 jonger dan 56 jaar en 4 maanden

7.254

Maximale reserveringsruimte (€); op 1 januari 2019 ouder dan 56 jaar en 4 maanden

14.322

Franchisebedrag voor premiegrondslag (€)

12.275

Inkomensgrens box 1 voor premiegrondslag (€)

107.593

Maximale jaaruitkering tijdelijke oudedagslijfrenten (€)

21.741

Maximale bedrag voor afkoop lijfrente vrij van revisierente (€)

4.404

Maximale extra lijfrentepremieaftrek bij stakende ondernemers (€)

2019

  • Stakingen door ondernemers die ten hoogste 5 jaar jonger zijn dan de AOW-leeftijd
  • Staking door ondernemer die 45% of meer arbeidsongeschikt is, mits de lijfrente-uitkeringen ingaan binnen zes maanden na het staken
  • Het staken van de onderneming door overlijden

    image

  • Stakingen door ondernemers met een leeftijd tussen de 15 en 5 jaar lager dan de AOW-leeftijd
  • Stakingen door ondernemers indien de lijfrente-uitkeringen direct ingaan

459.688

image

229.852

image

Overige gevallen 114.932

image

Overig

2016

2017

2018

2019

Kansspelbelasting

29%

29%

30,1%

30,1%

Assurantiebelasting

21%

21%

21%

21%

Overdrachtsbelasting woningen

2%

2%

2%

2%

Overdrachtsbelasting niet-woningen

6%

6%

6%

6%

Bankbelasting kortlopende schulden

0,044%

0,044%

0,044%

0,044%

Bankbelasting langlopende schulden

0,022%

0,022%

0,022%

0,022%

Bankbelasting drempelbedrag (€)

20 miljard

20 miljard

20,9 miljard

20,9 miljard

Overig (vervolg) (€)

2019

Maximaal bedrag energieinvesteringsaftrek

122.000.000

Teruggaafgrens inkomstenbelasting

15

Aanslaggrens inkomstenbelasting

46

Levensloopverlofkorting (per jaar van deelname tot 2012)

215

Maximaal onbelaste rentevoordeel in uitkeringen uit kapitaalverzekering, beleggingsrecht en spaarrekening eigen woning

166.000

image

Vrijstelling voor kamerverhuur 5.367

image

Aftrek weekenduitgaven gehandicapten per dag 10

Vrijstelling voor bedrijfsopvolging 1.084.851

image

Downloads : U kunt de nieuwe formulieren vinden onder het kopje “downloads” of door hier te klikken.